Irène Sturbelle is een jonge vrouw met een opgewekt en levenslustig karakter- en die karaktertrekken hevelt ze over in haar schilderijen en decoratiewerken. Uit haar directe of gedroomde omgeving put ze het decor voor haar werken, alsook de elementen en de personages die ze in zacht intieme tafereeltjes inschakelt om de harmonieuze verhoudingen onder en tot betekenisvolle illustraties te maken van het gewone leven.
Ze houdt van dans en muziek- jazz of exotisch; van circus- mensen (clowns en acrobaten) en dieren (vooral katten en honden, maar ook vreedzame tijgers en goedmoedige olifanten); van echte ingebeelde reizen; ze denkt met wat weemoedig plezier terug aan de reizen die ze ondernomen heeft, en met vrolijk verlangen aan die waarvan ze nog droomt. Ze vat het leven met open armen, geniet volkomen van de gelukkige ogenblikken die het schenkt en schrik zich naar de minder gezellige gebeurtenis die het met zich brengt.
Ze houd van schilderen: portretten van mensen, dieren en huizen; van het ontwerpen van juwelen en logo's; van illustraties voor boeken, tijdschriften, posters en wenskaarten; van muurschilderingen in woon- of badkamers of... luchthavenruimten (haar specialiteit is trompe- l'oeil die de ruimste lustig vergroten), van zedig, argeloze gulzigheid, ook wanneer ze figuren schept die treurend of eenzaam zitten te mijmeren.
Haar voorliefde gaat naar zachtgetemperde, maar bonte pastelkleuren die als door een sluier van zonnelicht worden waargenomen: alles is een mineurtoon en subtiliteiten gehouden. Ze bout haar decors op met een zekere geometrisch strengheid: sommige vlakken bestaan uit regelmatige vierkanten, elders speelt ze met vliedende perspectieflijnen die de vierkanten in ruiten doen overgaan en door een geleidelijke kleurverzachting de diepte doen aanvoelen. De compositie is vaak cirkelvormig uitgewerkt: het is alsof we op het voorgestelde neerkeken. Maar ieder tafereeltje is streng binnen de randen van het doek gehouden. Als we op zoek wilden gaan naar een kunstbeweging die haar werk beïnvloed heeft, zouden we het moeten hebben over een getemperde vorm van het kubisme. Maar ook een zekere aanleuning bij de Afrikaanse of etnografische kunt zou in aanmerking kunnen komen, maar dan meer in spel dan in nabootsing of beïnvloeding.
Een ingehouden vorm van optimisme spreekt uit al haar grafische scheppingen, maar onbeteugelde maar nooit kwaad bedoelde ironie geeft Irène ons een beeld van haar eigen wereldje waarin ze een hartvrerwarmend vuurtje onderhoudt dat langer blijft nazinderen in het gemoed dan een hevige uitbundigheid of een uitbarsting van laaiende kleuren.
Wim Toebosch